dinsdag 14 oktober 2014

Inspiratie Workshop #5: Kleurenlotus







Wellicht heb je de KLEUROEFENINGEN al gedaan?
Deze Inspiratie Workshop is een logisch vervolg daarop en biedt een toepassing die je verder kan helpen in het kleuren van je mandala's, omdat de kleurtheorie hierbij aan de orde komt.
Het gebruik van deze kleurtheorie kun je toepassen in je mandala, maar je kunt uiteraard ook simpelweg vanuit je eigen gevoel aan de slag en intuïtief je kleurkeuze en techniek bepalen. Een klein beetje kennis over de kleurtheorie kan je enorm helpen.



We gaan in deze Inspiratie Workshop werken aan een traditionele Lotus-figuur, zoals we die onder andere in het mandala-tekenen kennen. Deze vorm komt uit de Oosterse kunst, waar Lotus-bladeren in vele afbeeldingen naar voren komen. De Lotus is daar dan ook één van de basissymbolen waar men mee werkt. Dit komt uit de traditie van hun religie: het Hindoeïsme en het Boeddhisme.
Het Mandala-tekenen laat een integratie van diverse culturen zien en het gebruik van Lotusbladeren en -vormen, alsmede hele Lotusbloemen in de mandala's en andere kunstvormen zie je dan ook veelvuldig.


Een paar voorbeelden waarbij ikzelf de Lotus in mijn Mandala's gebruikt heb:

Het gebruik van groene Lotusbladeren in een Yantra-vorm

Lotusbloemen in een Graancirkel-Mandala

Een Mandala met Lotus-bladvormen en Lotusbloemen.

Nog een Mandala met Lotus-bladvormen


Wen jezelf eraan vooral héél dun op te zetten, want lijnen die je in je tekeningen later niet wilt laten staan kun je dan beter weg gummen zonder je papier te beschadigen of indrukken over te houden. Voor deze kleuroefening heb ik een klein papiertje gepakt, zo’n 15 x 15 cm.

We zoeken eerst het midden van ons papier op. Hiervoor meet je de zijkanten van het papier op en zet in het midden aan de rand van het papier een streepje tegen je liniaal.
Zet voor jezelf een merkje rechtsonder op je papier, zodat je altijd terug kunt vinden hoe je papier oorspronkelijk lag en ook na draaien met je papier eventueel kunt vergelijken met de stappen hieronder.

Teken vervolgens een kruis op je papier:




Je ziet dat dit héél dun getekend is.

Je hebt nu je passer nodig. Let op: vanaf hier is het belangrijk dat je je passer in de eerste maat laat staan! Dus niet de benen van de passer bij elkaar knijpen!
Zet de scherpe punt van je passer in het middelpunt van je tekening, in het kruispunt van de twee lijnen, en teken een mooie grote cirkel. Denk eraan de passer in deze stand te laten staan!




Voor de duidelijkheid van de afbeelding heb ik deze cirkel meteen maar overgetrokken met een zwarte fijnschrijver. Normaal gesproken doe je dit overtrekken pas nadat je je hele tekening getekend hebt.

Omdat we het kruis alleen benutten om onze Lotus netjes recht op papier te krijgen en we hem verder niet nodig hebben, kun je hem nu weggummen. Alleen de snijpunten laat je staan!




Zet de scherpe passerpunt in het bovenste snijpunt. Denk aan de vaste passerafstand!
Teken een cirkelboog, binnen in je eerste cirkel, zodat je twee nieuwe snijpunten met die eerste cirkel krijgt.




Zet de scherpe passerpunt in het nieuw ontstane snijpunt, rechtsboven
en teken wederom een cirkelboog binnen je eerste cirkel.




Nu zie je weer een nieuw ontstaan snijpunt, rechts onder.
Zet daar wederom de scherpe punt van je passer in en teken een nieuwe cirkelboog.
Als het goed is gaat deze nu door het snijpunt midden onder.




Zet de scherpe passerpunt in dat snijpunt middenonder.
Teken wederom een cirkelboog. Een nieuw snijpunt ontstaat linksonder.




Zet de scherpe passerpunt in het snijpunt linksonder.
Teken een cirkelboog.
Als het goed is gaat deze door het snijpunt linksboven.




Zet de scherpe passerpunt in het snijpunt linksboven en teken een laatste cirkelboog.
Hiermee is je Lotus half klaar.




We gaan nu het tweede deel van de Lotus tekenen.
Zet de scherpe passerpunt in het nog niet gebruikte snijpunt (dat van de eerste cirkel met kruis) rechts. Teken een cirkelboog, waardoor twee nieuwe snijpunten ontstaan.




Zet de scherpe passerpunt in het nieuwe snijpunt rechtsonder.
Teken een cirkelboog. Deze cirkelboog gaat nu door het snijpunt rechts en er ontstaat een nieuw snijpunt linksonder.




Zet de scherpe passerpunt in het snijpunt linksonder.
Teken een cirkelboog.
Als het goed is gaat deze nu door het snijpunt links en het snijpunt rechtsonder.




Zet de scherpe punt van je passer in het snijpunt links.
Teken een cirkelboog.
Er zal een nieuw snijpunt linksboven ontstaan.




Zet de scherpe passerpunt in het snijpunt linksboven.
Teken een cirkelboog.
Als het goed is gaat deze door het snijpunt links en het snijpunt rechtsboven.




De volgende en laatste stap om je Lotus af te maken.
Zet de scherpe passerpunt in het snijpunt rechtsboven, direct rechts naast het bovenste snijpunt en teken een cirkelboog.
Als het goed is, is nu je Lotusfiguur compleet.





Er zijn natuurlijk allerlei variaties te bedenken voor een Lotus, maar we beperken ons dit keer tot deze vorm en invulling.
Nu gaan we met deze figuur aan de slag om de kleurtechniek te oefenen en je houdt er meteen een mooie kleurencirkel aan over, aan de hand waarvan ik je straks onderweg nog iets vertel over kleurtheorie.


Kleuren.

Voor deze Lotus-kleurencirkel heb je 6 kleuren nodig:
Rood – Geel – Blauw
Oranje – Groen – Paars

We beginnen met de 3 basiskleuren rood, geel en blauw.
Deze kleuren noemen we de primaire kleuren.
Met deze 3 kleuren kun je in principe alle kleuren maken, door ze in diverse verhoudingen met elkaar te vermengen. Wit en zwart zijn niet echt kleuren: wit is een vermenging van álle kleuren, zwart is het ontbreken van álle kleuren. Alle overige kleuren zijn te verkrijgen door rood, geel en blauw te mengen. Daarom zie je bijvoorbeeld in printers alleen die kleuren cartridges. Meer is niet nodig.

Als eerste gaan we rood opzetten. Een lichte basislaag. Denk aan het wolkig kleuren en niet drukken op je potlood. Laat het kleurpotlood zijn werk doen. Maak zo klein mogelijke rondjes.
Vanuit het binnenste van de bloemvorm wil ik het donkerder hebben, naar buiten toe lichter. Dus ik begin te kleuren vanuit het hart van de bloem.





Ik zet alvast een lijntje langs de plaats waar ik de figuur het donkerste wil krijgen. Dit bied me houvast om straks naartoe te werken. Daarna ga ik laag voor laag de vorm verder inkleuren.







Net als bij dit rode bloemblad volg ik ditzelfde proces met de andere twee primaire kleuren. Kleur die bladen als hieronder op het voorbeeld, met steeds 3 bladen ertussen te laten. Geel is een beetje lastig kleuren, omdat het niet zo goed te zien is en blauw is een kleur die lastig is omdat dit pigment je juist alles precies laat zien wat je doet, dus ook de dingen die nog niet zo lekker lopen. Vandaar ook dat we met rood begonnen, omdat dat in wezen de makkelijkste kleur is om mee te oefenen, dan krijg je alvast wat vaardigheid in de vingers.






We gaan nu met de secundaire kleuren aan de slag.
Secundaire kleuren zijn de kleuren die ontstaan door vermenging van twee primaire kleuren in gelijke hoeveelheid. Je zou dit op papier kunnen doen door twee lagen over elkaar heen te zetten, maar het komt hier zeer nauw welke laag je eerst zet, etc. Omdat we straks nog verder gaan met vermengen, heb ik ervoor gekozen de fabrieksmatig gemengde kleuren te nemen in deze tekening. Dit houdt de kleuren helder. Gebruik nu dus de kleurpotloden in genoemde kleuren, ga nog niet zelf mengen.
Oranje is de mengkleur van rood en geel. Zet deze dan ook midden tussen deze twee primaire kleuren in in je tekening.
Groen is de mengkleur van geel en blauw.
Paars is de mengkleur van rood en blauw.





Tip kleuren mengen:

Wel leuk natuurlijk om eens zelf te proberen kleuren te mengen, op een ander blaadje dan in deze Lotus natuurlijk. Door het over elkaar heen zetten van verschillende lagen, bijvoorbeeld eerst rood en dan geel erover of andersom eerst geel en dan rood erover, en eens kijken wat er gebeurt, wat het verschil is. Mooi experimenteermateriaal, waar je in het kleuren van je Mandala’s veel profijt van kunt hebben. Je komt er dan achter hoe belangrijk een onderlaag is en de volgorde waarin je lagen over elkaar zet.

Wanneer je met kleurpotlood werkt, werk je over het algemeen van licht naar donker. Wanneer je echter een lichte kleur over een donkere kleur heenzet, voor een bepaald effect, dan noemen we dat een wassing.

In onze Lotus zien we nu 6 bloembladeren ingekleurd. We hebben gezien wat de primaire kleuren zijn en wat hun mengkleuren, de secundaire kleuren, zijn.
We gaan nu eens kijken naar de elkaar tegenoverliggende kleuren.
  • Rood <--> Groen
  • Geel <--> Paars
  • Blauw <--> Oranje
Kleuren die tegenover elkaar liggen in de kleurencirkel noemen we complementaire kleuren.
Deze kleuren versterken elkaar. Wanneer je in een tekening met veel rode tinten er iets groens tegenover zet, dan zal dit meer opvallen, dan wanneer je er een andere kleur tegenover zet.

In onze Lotus gaan we nu wel kleuren mengen, omdat iedere kleurdoos en iedere fabrikant zo zijn eigen tinten hanteert en er nu grote verschillen in komen voor iedere deelnemer aan deze workshop, afhankelijk van het eigen tekenmateriaal. Deze verschillen komen door de verschillende mengverhoudingen die verder gehanteerd worden. Om dit verschil zo klein mogelijk te maken gaan we zelf mengen. Wederom stap voor stap.

De kleuren die nu gaan ontstaan zijn ontstaan uit vermenging van de secundaire kleuren met de primaire kleuren, dit noemt men ook wel de tertiaire kleuren (hoewel ook veel bronnen vermelden dat tertiaire kleuren, die kleuren zijn die ontstaan uit het mengen van secundaire kleuren met complementaire kleuren, waar dus alle drie de primaire kleuren in vertegenwoordigd zijn).

We beginnen met roodoranje, de kleur die tussen rood en oranje in ligt. We zetten eerst een dunne egale laag oranje op, gevolgd door eenzelfde dunne egale laag rood:







De volgende stap is het zetten van een oranje lijn en verder diepte creëren met oranje.







Als laatste een verdere afwerking met rood. Een dun laatste laagje alleen daar waar je het bloemblad het donkerste wilt krijgen.




Dus, om te onthouden voor de andere in te kleuren tertiaire bloembladeren:
1. egale basislaag secundaire kleur.
2. egale basislaag primaire kleur.
3. lijn en diepte creëren met secundaire kleur.
4. afwerken met primaire kleur.
Tip: Probeer eens op een kladje de opzet andersom en kijk wat de verschillen zijn.


Geeloranje

1. egale basislaag oranje,
2 egale basislaag geel,
3 lijn en diepte creëren oranje,
4 afwerking geel.








Geelgroen

1. egale basislaag groen,
2 egale basislaag geel,
3 lijn en diepte creëren groen,
4 afwerking geel.








Blauwgroen

1. egale basislaag groen,
2 egale basislaag blauw,
3 lijn en diepte creëren groen,
4 afwerking blauw.








Blauwpaars

1. egale basislaag paars,
2 egale basislaag blauw,
3 lijn en diepte creëren paars,
4 afwerking blauw.








Roodpaars

1. egale basislaag paars,
2 egale basislaag rood,
3 lijn en diepte creëren paars,
4 afwerking rood.








Als het goed is ziet je plaatje er nu ongeveer zo uit:




In het middendeel heb ik zelf al een versiering aangebracht. Wat jij ervan maakt moet je helemaal zelf weten. De ruimtes om de bloembladen kregen van mij een roze kleur.
Eerst met lichtroze kleur aanbrengen zoals bij de basistechniek:







Het totaalplaatje ziet er nu zó uit:




Om het roze nog iets meer te benadrukken, meer kracht te geven, heb ik een donkerder kleur roze gebruikt:





Eindresultaat:






Kleurtheorie.

Nog even in het kort:

Primaire kleuren: rood, geel, blauw.

Secundaire kleuren:
oranje (mengsel van rood en geel),
groen (mengsel van geel en blauw),
paars (mengsel van rood en blauw).

Tertiaire kleuren:
Roodoranje, Geeloranje, Geelgroen, Groenblauw, Blauwpaars, Roodpaars

We hebben het gehad over complementaire kleuren, kleuren die in de kleurencirkel recht tegenover elkaar liggen. Natuurlijk zijn dat niet alleen de primaire en secundaire kleuren, maar ook de tertiaire kleuren.

Wanneer je een Mandala wilt tekenen die heel harmonieus en rustig overkomt, dan kies je tinten kleuren die tussen twee primaire kleuren in zitten. Dan blijf je in de rood/oranje/gele tinten, de geel/groen/blauwe tinten of de blauw/paars/rode tinten. Zodra je gaat schuiven over de kleurencirkel krijg je een heel ander effect, dat overigens zeker ook mooi kan zijn.
Wanneer we in een harmonieuze mandala iets op willen laten vallen, kiezen we een complementaire kleur van de tint die in het midden van de gekozen schakering zit. Dus zit je Mandala in de rood/oranje/gele tinten, dan zet je daar blauw tegenover, zit je Mandala in de geel/groen/blauwe tinten, dan zet je daar rood tegenover, en zit je Mandala in de blauw/paars/rode tinten dan zet je daar geel tegenover. Bij verschuiving van basistinten, gaat ook de complementaire kleur mee.

Natuurlijk kun je iedere combinatie kiezen die voor jou of de gekozen insteek van de Mandala goed voelt! Kleuren in één mandala die verdeeld uit de hele kleurencirkel komen geven een heel vrolijk effect, maar kunnen ook een rommelig effect geven. Laat je gevoel spreken bij het kiezen van kleuren! Veel fabrikanten van kleurpotloden hanteren hun eigen recepten en daarmee hun eigen kleurnuances, waardoor grote verschillen kunnen ontstaan en wat de één roodoranje noemt, noemt de ander donkeroranje of welke andere term dan ook. Kleurbenamingen zijn ook vaak afkomstig van hun oorspronkelijke pigmenten. 


Ik wens je héél veel kleurplezier toe!

Angelique.



Heb je interesse om onder begeleiding te werken aan je kleurtechniek,
kijk dan eens in de AGENDA of maak een afspraak.




Werk van lezers:

Annette Kaper, Castricum


Geen opmerkingen:

Een reactie posten